T minus 3: de schyzofrene sportgod

Al sinds ik op de lagere school een takkeneind moest fietsen (namelijk zeker 5 kilometer heen en 5 kilometer terug), kan ik mijzelf dingen aanpraten. Anders gezegd: misschien ontdekte ik toen hoe ik iets dat ik al kon ook echt kon gebruiken. In mijn voordeel.

Wellicht heb ik het van mijn vader, die zijn hele leven een bepaald beeld van zichzelf had, dat vooral gebaseerd was op wat hij over zichzelf verteld, in plaats van op zijn handelen en denken. Dat kan. Ik zet het (denk ik) iets anders in. Ik vertel mezelf dat ik roken vies vind en ga dat dan ook vinden. Dat maakt stoppen stukken eenvoudiger, kan ik vertellen.

Als mannetje van een jaar of tien vertelde ik mezelf dat ik bijna thuis was. ook als ik net in Geldermalsen wegreed. Dat maakte niet uit. De rit duurde namelijk, langzaam of snel, maximaal een half uurtje. Dat is in alle talen 'bijna thuis'. Dus ik was altijd bijna thuis en praatte mijzelf zo dus allerlei issues uit mijn hoofd.

Zo heb ik de Ironman ook opgepakt. Ik zie waanzinnig op tegen het zwemmen. Het is mijn minste onderdeel. Maar het duurt ook het kortst. In mijn geval waarschijnlijk zo'n 1 uur 20 minuten. Dat is best lang, als je in het water ligt. Het is ook heerlijk wakker worden, om half zeven 's ochtends. Daarnaast is zwemmen niet de sport waarbij je gierend hard over je toeren gaat. Het zwemmen is dus in mijn hoofd een relaxte start van wat een mooie dag gaat worden. Rustig en gestaag. En langzaam of snel, ergens tussen de 1.15 en 1.25 later stap ik uit dat meer en mag ik gaan fietsen.

Het fietsen is ook een groot rustmoment. Het is het enige onderdeel waarbij je vrij normaal kunt eten en drinken. En aangezien daar een groot deel van het succes van mijn onderneming van afhangt (of liever: hier kan heel eenvoudig het falen worden veroorzaakt), wilde ik daar maar gebruik van maken en er ook de tijd voor nemen. Veel eten en drinken, veel aanpakken van wat er wordt aangereikt onderweg (zodat ik zelf niet teveel hoef mee te sjouwen) en het langste onderdeel gebruiken. Als een rustpunt, wederom. Overigens is de crux van het fietsen ook vooral zo rustig te fietsen dat je voldoende overhoud voor het lopen, dus dat herhaalde focussen op 'rust' is ook een moetje.

Lopend ligt de nadruk natuurlijk op de laatste 10 á 20 kilometer. Maar die draai ik graag om. De eerste 20 zijn lastiger. Niet omdat ik het niet ga redden, maar omdat ik er eerst doorheen moet. Als ik die in mijn zak heb, ben ik tenslotte 'bijna thuis'. Ik snap dat twee uur lopen veel is, maar voor mij, relatief en met het oog op de dag die ik dan achter de rug heb, is het niks anders dan 'bijna thuis'. In de eerste twee uur zal ik ook zeker een goed tempo aan kunnen houden. Dat kan maar zo stukken minder worden in de tweede helft. Prima. Ik reken volledig op een verval van 20% en het stoort me geen moment. Ik loop naar mijn gezin toe, niemand maakt mij gek.

Slapen is ook zo'n uitglijder. Je kunt uittekenen dat je waardeloos slaapt, de laatste nacht of nachten. Ik heb dat alvast volstrekt onbelangrijk gemaakt voor mezelf. Niet alleen omdat ik er ervaring mee heb en het me nog nooit heeft opgebroken. Vooral omdat ik in de aanloop echt fantastisch heb geslapen. Ik ben uitgerust. Zo uitgerust als ik sinds mijn babytijd niet meer ben geweest. Die ene kutnacht met misschien maar 3 á 4 uur slaap is echt geen probleem. Ik kan zonder, fluitend.

Je praat jezelf dus van alles aan. Zonder scrupules. Een soort van parallelle werkelijkheid creëren omdat je bang bent of opziet tegen de werkelijkheid die je kent? Ja, natuurlijk. Zalig toch? Lekker schizofreen de sportman uithangen. Ik ben de beste, ik ben fit, ik ben de sportgod. Hahahahahahaha.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Zoveel trots, wat een prestatie!!

Toch best indrukwekkend

Waar ga je op vakantie als je traint voor een triathlon?