T minus 3: de schyzofrene sportgod
Al sinds ik op de lagere school een takkeneind moest fietsen (namelijk zeker 5 kilometer heen en 5 kilometer terug), kan ik mijzelf dingen aanpraten. Anders gezegd: misschien ontdekte ik toen hoe ik iets dat ik al kon ook echt kon gebruiken. In mijn voordeel. Wellicht heb ik het van mijn vader, die zijn hele leven een bepaald beeld van zichzelf had, dat vooral gebaseerd was op wat hij over zichzelf verteld, in plaats van op zijn handelen en denken. Dat kan. Ik zet het (denk ik) iets anders in. Ik vertel mezelf dat ik roken vies vind en ga dat dan ook vinden. Dat maakt stoppen stukken eenvoudiger, kan ik vertellen. Als mannetje van een jaar of tien vertelde ik mezelf dat ik bijna thuis was. ook als ik net in Geldermalsen wegreed. Dat maakte niet uit. De rit duurde namelijk, langzaam of snel, maximaal een half uurtje. Dat is in alle talen 'bijna thuis'. Dus ik was altijd bijna thuis en praatte mijzelf zo dus allerlei issues uit mijn hoofd. Zo heb ik de Ironman ook opgepakt....